Radicale resultaten
in nieuwe synthese
Door Wim van der
Beek (in De Stentor)
Fundamentele schilderkunst
is helemaal terug van weggeweest. Het denken
volgens geometrisch abstracte principes dat in de eerste helft van
de vorige
eeuw hoogtij vierde, heeft nieuwe impulsen gekregen, waaruit blijkt
dat er
nog steeds voldoende mogelijkheden bestaan om voort te bouwen op bekende
uitgangspunten zonder in vervelende herhalingen te vervallen.
Beeldend kunstenaar Jasper van der Graaf signaleerde genoemde tendensen
al
eerder in een cyclus van tentoonstellingen in kunstcentrum Archipel
in
Apeldoorn. Zijn collega Pim Trooster bood hem de gelegenheid om als
gastcurator in Safe Dalfsen een jaar lang voort te bouwen op dit fenomeen.
‘Sainte Victoire’ is de eerste presentatie in een serie
over hedendaagse
kunst waarin de zoektocht naar abstractie voortgezet en geactualiseerd
wordt.
Voor Gracia Khouw
en Sonia Rijnhout zijn formele vertrekpunten en analytisch
denkvermogen de basis voor schilderkunst die zich prima laat vertalen
in
monumentale toepassingen. De principes die zij hanteren zijn deels
te
herleiden tot het gedachtegoed van De Stijl, een beweging die begin
vorige
eeuw een nieuwe synthese en zelfs wereldorde entameerde. Veel raakvlakken
zijn er ook met de grondbeginselen van fundamentele schilderkunst
die in de
latere jaren 70 eeuw werden geformuleerd door Robert Ryman, Brice
Marden,
Robert Mangold en Gerhard Richter.
Voor Rijnhout en Khouw zijn schilderkunstige aspecten als formaat,
grootte,
kleur, lijn, textuur en vormverhouding weer bespreekbare criteria
waarmee
het kunstwerk de maat wordt genomen. Na een periode waarin ongebreidelde
en
ongecontroleerde fantasie en expressiedrang de toon zetten in figuratieve
schilderkunst
(het wilde schilderen), zijn rationele en afstandelijke
opvattingen opnieuw salonfähig.
Dit is vooral opmerkelijk omdat we inmiddels in het digitale tijdperk
zijn
aangekomen, waarin procesmatige abstractie op andere (lees:
computergestuurde) manieren ‘makkelijker’ kan worden vertaald
in beelden dan
via het traditionele schilderkunstige handwerk. Toch kiezen veel kunstenaars
juist weer voor dat ‘ambachtelijke’ proces om te komen
tot voorstellingloze,
radicale resultaten die aansluiting zoeken bij een tijdgeest die mede
bepaald wordt door non-figuratieve digitale beeldcultuur en gelikte
massacultuur.
Khouw en Rijnhout geven een eigen, individuele invulling aan het
overgeleverde gedachtegoed. Khouw doet dat onder meer met lettercombinaties
die niet refereren aan bestaande woorden of betekenissen, maar hun
functionaliteit ontlenen aan de plaats die ze innemen binnen het strak
gecomponeerde geheel. De lettertekens fungeren als componenten of
zetstukken
Ze zijn onderdeel van vorm- en kleurschema’s en herhalingspatronen.
Ze
betrekken de wanden nadrukkelijk in de beleving van een ruimte.
Ook voor Rijnhout zijn ruimtelijke ervaringen fundamenteel. Haar combinaties
van wandschilderingen en schilderijen dragen niet voor niets een
installatief karakter. Soms lijken ze moedwillig te balanceren tussen
orde
en chaos. Systematiek is moeilijk te achterhalen of te herleiden tot
vaste
schema’s. Blokken, ruitpatronen, cirkels, pijlen en andere elementaire
vormen en tekens lijken deel uit te maken van uit de hand gelopen
ordeningsprincipes. Het geheel levert een beeldtaal op die allesbehalve
star
en wetmatig oogt. Zelfs solide balkconstructies blijken in staat beweging,
snelheid en vaart te suggereren. Dat maakt ze bij uitstek geschikt
voor
monumentale toepassingen in openbare gebouwen, waarbij de liniaal
als
toverstaf fungeert.
|